Vanavond, zaterdag 25 maart, speelt Gabriel Bianco in een intieme setting een prachtig programma bestaande uit
- Johann Sebastian Bach 2e Suite voor Lautenwerk BWV 997
- Mauro GiulianiRossiniana nr.5 opus 123
- Na de pauze Fernando Sor Variaties op een thema uit de opera ‘Die Zauberflöte’ van Mozart
- Antonio José Sonate voor gitaar solo..
Gabriel Bianco (1988) studeerde cum laude af in gitaar en kamermuziek aan het conservatorium van Parijs. Hij is winnaar van maar liefst zeven internationale concoursen, zoals de Koblenz International Guitar Competition, (2007) en de Guitar Foundation of America’s International Guitar Competition (San Francisco, 2008). Gabriel heeft in meer dan veertig landen opgetreden, met concerten op beroemde festivals en in gerenommeerde concertzalen. Hij geeft solorecitals met een repertoire van barok tot hedendaags, met de nadruk op de romantische periode en Spaanse muziek. Sinds 2011 geeft hij les aan het Maurice Ravel Conservatorium in Parijs en sinds 2018 is hij docent aan het Conservatorium van Amsterdam.

Kaarten €25,- zijn a contant te krijgen bij de Bussumse Wijnkoperij in de Spiegelstaart 36 C en uiteraard bij de entree.
Contact: info@tindal.nl en Telefoon 035-6922947 en mobiel 06 400 112 45
Johann Sebastian Bach 2e Suite voor Lautenwerk, Het Lautenwerk is een toetseninstrument vergelijkbaar met een klavecimbel, maar met darmsnaren in plaats van metalen snaren bespannen waardoor een zachtere toon wordt geproduceerd. Het instrument had de voorkeur van J.S. Bach die twee van deze instrumenten bezat. Er zijn geen exemplaren uit de 18e eeuw bewaard gebleven, maar het instrument is in de 20 eeuw door klavecimbelmakers herbouwd. De suite, die ook gearrangeerd was voor de luit en later voor de gitaar, vraagt een enorme muzikale concentratie en technische beheersing van de gitarist vanwege de door elkaar lopende melodische lijnen.
Mauro Giuliani, gitaarvirtuoos, erfgenaam van de luitisten van weleer, vriend van Beethoven en Rossini, componeerde concerten, kamermuziek en liederen, maar ook gitaarsolo’s en duetten. Hij werd geboren in Bisceglie, een stadje aan de Adriatische kust, niet ver van Bari. Rond 1806 maakte hij in Wenen grote indruk als virtuoos met zijn eerste en meest beroemde gitaarconcert en andere werken. Een tijdgenoot die hem hoorde spelen schreef: “Hij speelde zo perfect dat zijn spel mij deed denken aan het prachtige tijdperk van het echte luitspel.” Hij zou er blijven tot hij in 1819 naar Italië terugkeerde, eerst naar Venetië. De Rossiniane en arrangementen van ouvertures op opera’s van Rossini getuigen van zijn fascinatie voor deze componist. Anderen werken zijn ook sterk Italiaans, zoals de Potpourri Nazionale Romano op. 108 en Variaties op Napolitaanse volksliederen opus 140.
Fernando Sor geldt als een van eerste grote componisten van gitaarmuziek. Na de Benedictijner kloosterschool van Montserrat, waar hij instrumentale- en compositielessen kreeg schreef hij zijn eerste werken voor piano en orgel. De gitaar was er niet in tel waardoor hij autodidact op dit instrument was. Op zijn 17e jaar keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Barcelona, waar hij optrad als pianist en als gitarist. In 1797 vond daar ook de première plaats van zijn opera Telémaco en La isla de Calipso in het Teatro de la Santa Cruz. In 1802 stelde de hertog van Medinaceli hem aan als beheerder van zijn landgoederen in Barcelona. In 1808, na de inval van Napoleon Bonaparte, schreef hij nationalistische muziek voor de gitaar met vaak patriottische teksten. Na de nederlaag van het Spaanse leger werd Sor prefect van de politie in Malaga, waar enkele van zijn werken in de kathedraal werden uitgevoerd. Nadat de Fransen 1813 uit Spanje werden verdreven werd de Spaanse monarchie hersteld. Kunstenaars, aristocraten en intellectuelen die hadden gecollaboreerd met de regering van José Bonaparte vluchten naar Parijs, zo ook Sor. In de Parijse salons was Sor een graag geziene gast vanwege zijn virtuositeit en begon hij door Europa te reizen. Van 1815 tot 1823 verbleef hij in Londen waar hij erkenning vond als opera- en balletcomponist. In 1823 reisde hij naar Moskou, waar hij veelvuldig optrad voor de adellijke kringen, waaronder de moeder van de tsaar. Hij componeerde er balletten zoals Hercules en Omphaly dat zijn première beleefde t.g.v. de kroning van tsaar Nicolaas I. Met zijn ballet Assepoester werd in 1825 het Bolsjojtheater ingewijd en Felicité Hullin, de prima ballerina van het theater, werd zijn vrouw. In 1827 keerde hij terug in Parijs en componeerde daar veel van zijn beste werken.
Antonio José Martínez Palacios, de twee laatste namen liet hij later zelf weg, groeide op in Burgos, in een eenvoudige familie. Hij componeerde, nauwelijks 13 jaar oud, in 1915 al een orkestwerk en ging in 1920 naar een conservatorium in Madrid. Als leerling componeerde hij aldaar in 1921 de Sonata castellana, een werk voor piano dat later de basis werd van zijn Sinfonía castellana uit 1923. In Madrid raakte hij bevriend met García Lorca en begon hij en zijn muziek een redelijke bekendheid te krijgen. Van 1925 tot 1929 doceerde hij aan het College San Estanislao in Málaga, waardoor hij meer kon componeren. In 1927, won hij met de Sonata Gallega opnieuw een prijs en werd er meer werk van hem gepubliceerd, o.a. de Evocaciones. Met een beurs van de gemeente Burgos kon Antonio José in de zomers van 1925 en 1926 in Parijs studeren. Daar begon hij met de compositie van de opera El mozo de mulas, waarvan het thema gebaseerd is op enkele hoofdstukken uit de Don Quichot. In 1929, terug in Burgos, was Antonio José koordirigent en muziekdocent. Met een van zijn leerlingen onderzocht hij folkloristische thema’s en volksmuziek, resulterend in de verzameling volksliederen uit Burgos, Colección de cantos populares burgaleses dat verscheen 1932 en bekroond werd met de Premio Nacional de Música. José begon langzamerhand internationale bekendheid te krijgen. Hij raakte bevriend met Salvador Dalí en Maurice Ravel die over José gezegd heeft: “Hij wordt de Spaanse componist van onze eeuw.” Op 18 juli 1936 werd Antonio José gevangen gezet en op 11 oktober 1936 door de falangisten gefusilleerd. Zijn muziek, daarna enigszins in de vergetelheid geraakt, wordt nu herontdekt en vaker uitgevoerd. Zijn Sonata para guitarra wordt gerekend tot de meest delicate werken voor gitaar in de 20ste eeuw.